De vaste boekenprijs

Sinds 2005 geldt in ons land de Wet op de Vaste Boekenprijs, die een feitelijk al  veel langer bestaande praktijk reguleert, namelijk, kort gezegd, het exclusieve recht van een uitgever om de verkoopprijs van een boek vast te stellen. Boekhandels of andere, ‘branchevreemde’ kanalen, zoals Albert Heijn of Kruidvat, mogen volgens deze wet, behoudens uitzonderingen, niet stunten met de prijs van bestsellers. Het idee hierachter is dat je zo de pluriformiteit van de boekenmarkt beschermt: de prijs van bestellers wordt hoger gehouden dan strikt economisch gezien nodig is, zodat uitgevers, via een soort interne subsidiëring, geld overhouden om kansarme debuten en  moeilijke poëziebundels op de markt te brengen waar ze zich anders niet aan zouden wagen. Mede dankzij de WVBP zouden we in ons land een nog altijd rijke literaire cultuur hebben, ondanks de voortschrijdende ontlezing en de felle concurrentie van internet en tv-series.

Eerder dit jaar heeft onze minister van Cultuur, Jet Bussemaker, besloten om de WVBP voorlopig te handhaven. Er wordt wel een ‘innovatiecentrum’ opgetuigd waarin de boekenbranche de komende jaren moet aantonen dat de WVBP inderdaad werkt zoals beoogd. Want is het wel echt zo dat uitgevers geld dat ze binnenharken met relatief dure bestsellers, besteden aan de liefdevolle kweek van literaire hoogstandjes? Zo ja, kunnen ze dat aantonen? Zo nee, waarom zouden we de ‘onzichtbare hand’ van de vrije markt niet gewoon haar werk laten doen? Het is nog maar de vraag of het cultuurpolitieke instrument van de WVBP  inderdaad leidt tot een hoogstaander literatuuraanbod; vorig jaar zomer nog pleitten drie economen van de Autoriteit Consument en Markt in NRC voor afschaffing van de wet, omdat die juist belemmerend zou werken en de prijs van alle boeken (dus niet alleen bestellers) kunstmatig hoog zou houden.

Voorstanders van de wet zeggen echter dat de gemiddelde prijs van een boek in Nederland al jaren betrekkelijk laag is en ook al jaren niet stijgt, en dat boekhandels nooit een breed assortiment aan zouden kunnen houden zonder de vaste boekenprijs. Afschaffing daarvan zou onherroepelijk leiden tot verschraling van het aanbod; je kunt voor een cultuurgoed als boeken nu eenmaal niet de harde economische logica aanhouden die wel werkt voor tandpasta en hondenbrokken. En het moet gezegd, wie de kaalslag beziet van de laatste jaren in bijvoorbeeld het Engelse boekenlandschap, waar sinds de afschaffing van de vaste boekenprijs het aantal boekhandels decimeerde, houdt zijn hart vast voor de gevolgen van een dergelijk besluit in een relatief klein taalgebied als het onze.

Als literatuurliefhebber en consument neig ik er dus naar om het besluit van de minister toe te juichen, zeker nu de boekenbranche als geheel het toch al moeilijk heeft en er nu even geen ingrijpende beleidswijziging bij kan hebben. Maar als ondernemer in de boekenbranche heb ik natuurlijk wel eens last van de restricties waaraan de verkoop van (Nederlandstalige) boeken is onderworpen. Het is denk ik zoals met meer dingen in Nederland: de overvloedige regelgeving is irritant en kan soms best worden bijgesnoeid. Maar uiteindelijk moeten we blij zijn dat we niet aan de wilden (de ‘vrije markt’, lees de Amazons van deze wereld) zijn overgeleverd – dat wil zeggen: dat het recht van de sterkste hier nog enigszins getemperd wordt.

Tot slot twee lichtpuntjes voor wie zich toch te veel ergert aan de WVBP:

– de wet geldt alleen voor Nederlands- en Friestalige boeken;

– de wet geldt niet voor e-boeken.

Er zijn dus nog genoeg mogelijkheden om in alle vrijheid uw woord te verspreiden!